Een glasvezelcommunicatieverbinding bestaat uit een transceiver aan elk uiteinde van een glasvezelkabel met een bepaalde lengte. Het zendergedeelte van de transceiver codeert en verzendt het lichtsignaal door de glasvezelkabel, terwijl het ontvangergedeelte van de transceiver het lichtsignaal ontvangt en in een elektrisch signaal decodeert.
Voor lagere datasnelheden wordt het optische signaal gemoduleerd als NRZ-signaal. Voor hogere datasnelheden, typisch meer dan 25 Gbit/s, wordt PAM4-modulatie gebruikt. De prestaties van de gehele verbinding en de afzonderlijke componenten daarvan worden beoordeeld aan de hand van verschillende parameters, zoals het optische oog, de bitfoutfrequentie (BER) en de prestatie bij kleine en grote signalen. Ook het verliesvermogen is een belangrijke parameter voor het meten van de prestaties. Bovendien moeten de optische communicatiecomponenten voldoen aan bepaalde standaarden.